Op het moment dat het wiel van een voertuig de rubberen slang overrijdt, wordt de lucht in de slang verplaatst, hetgeen door het telapparaat wordt gedetecteerd. De gevoeligheid van het telapparaat is instelbaar, zodat het mogelijk is om (brom)fietsers buiten de meting te houden.
Op het moment dat het wiel van een voertuig de rubberen slang overrijdt, wordt de lucht in de slang verplaatst, hetgeen door het telapparaat wordt gedetecteerd. De gevoeligheid van het telapparaat is instelbaar, zodat het mogelijk is om (brom)fietsers buiten de meting te houden. Voor het tellen van motorvoertuigen moet de telslang loodrecht op de bewegingsrichting van de voertuigen liggen. Dit is om dubbeltellingen te voorkomen. Een telslang moet niet in of net na een bocht worden geplaatst, of net na een uitrit/zijweg, omdat de voertuigen dan niet loodrecht over de telslang rijden. Bij het tellen van (brom)fietsers dient de telslang onder een hoek van 30 graden te worden aangelegd. Zo kunnen naast elkaar rijdende fietsers apart worden gedetecteerd. De gevoeligheid van de telapparatuur moet op de (brom)fietsers worden afgesteld.aaa