abstract
| - De passage van een hoeveelheid metaal, zoals in een (vracht)auto, verandert de zelfinductiespanning in de inductielus, de coëfficiënt van de zelfinductie en de frequentie. Door deze verstoring van het magnetisch veld kan een voertuigpassage worden waargenomen. De gevoeligheid van de inductielus kan per lus worden afgesteld door de vorm van de lus aan te passen of het aantal windingen in de spoel te veranderen. Het afstellen van de gevoeligheid van de inductielussen luistert nauw. De inductielus dient zo te worden afgesteld dat voorkomen wordt dat voertuigen op de naastgelegen rijstrook worden gedetecteerd en dat (lichte) motorfietsen niet worden gedetecteerd. Het inductielus detectiesysteem bestaat uit één of meer detectielussen, een lokale verwerkingsunit en eventueel een communicatiemodule om gegevens naar een centrale te sturen. Per rijstrook wordt een enkele lus of een luspaar aangebracht. De detectielussen registreren de voertuigbewegingen en geven deze door aan de lokale verwerkingsunit, ook wel het detectorstation genoemd. Deze unit kan de gegevens interpreteren en omvormen tot de gewenste variabelen zoals voertuigpassages en snelheden. Een enkele lus kan een passage van een voertuig meten, waardoor het aantal voertuig passages, de passage tijden en de bezettingsgraad kunnen worden geregistreerd. Van die gegevens kunnen vervolgens de intensiteit, de dichtheid en de harmonisch snelheid worden afgeleid. Door twee lussen op korte afstand van elkaar te leggen (een luspaar) kunnen nog een aantal extra zaken worden gemeten, waaronder individuele snelheden, rekenkundige gemiddelde snelheden, harmonische gemiddelde snelheden, individuele voertuiglengte en gemiddelde voertuiglengte. Behalve intensiteiten kunnen dus ook (gemiddelde) snelheden en voertuigcategorieën worden waargenomen. In onderstaande figuur is een schematische weergave van een dubbele inductielus opgenomen.
|