rdfs:comment
| - thumb|Abbé uit de 18e eeuw. Een Abbé, Frans voor abt en ontleend aan het Latijnse woord Abbas wat "vader" betekent, is een vrij algemene titel voor katholieke Franse geestelijken. In het Italiaans heten deze "abate". Een geestelijke met een parochie heet een curé. De titel wordt al sinds de zesde eeuw gebruikt en duidt priesters mèt of zonder wijdingen aan. Ook wie alleen lagere wijdingen en geen priesterwijding had ontvangen en lagere geloften had afgelegd, mocht zich Abbé noemen. Franz Liszt is daarvan een voorbeeld.
- Abbé (from Latin abbas, in turn from Greek αββας = abbas father, from Aramaic abba) is the French word for abbot. It is the title for lower-ranking Catholic clergymen in France. A concordat passed between Pope Leo X and Francis I of France (between 1515 and 1521), gave the kings of France the right to nominate 255 Abbés commendataires for almost all French abbeys, who received income from a monastery without needing to render a service.[citation needed]
|
abstract
| - Abbé (from Latin abbas, in turn from Greek αββας = abbas father, from Aramaic abba) is the French word for abbot. It is the title for lower-ranking Catholic clergymen in France. A concordat passed between Pope Leo X and Francis I of France (between 1515 and 1521), gave the kings of France the right to nominate 255 Abbés commendataires for almost all French abbeys, who received income from a monastery without needing to render a service.[citation needed] Since the mid-16th century, the title abbé has been used for all young clergymen with or without consecration. Their clothes consisted of a black or dark violet robes with a small collar; they were tonsured.[citation needed] Since those abbés only rarely commanded an abbey, they often worked in honourable families as tutors, spiritual directors, etc.; others became writers.[citation needed]
- thumb|Abbé uit de 18e eeuw. Een Abbé, Frans voor abt en ontleend aan het Latijnse woord Abbas wat "vader" betekent, is een vrij algemene titel voor katholieke Franse geestelijken. In het Italiaans heten deze "abate". Een geestelijke met een parochie heet een curé. De titel wordt al sinds de zesde eeuw gebruikt en duidt priesters mèt of zonder wijdingen aan. Ook wie alleen lagere wijdingen en geen priesterwijding had ontvangen en lagere geloften had afgelegd, mocht zich Abbé noemen. Franz Liszt is daarvan een voorbeeld. Frans I van Frankrijk was met Paus Leo X overeengekomen dat de Franse koning niet minder dan 225 abten in evenzovele kloosters mocht benoemen. Deze sinecures waren een middel in de koninklijke protectie. Een Abbé, die lang niet altijd over zo'n sinecure beschikte en vaak geen abt werd, was herkenbaar aan zijn zwarte of donkerviolette kleding met bef en pagekapsel. Veel Abbés waren huisleraar, wetenschapper of diplomaat. Abbé Atto Melani is daarvan een voorbeeld. Casanova noemt de losbandigheid van de abates aan het Romeinse hof en beschrijft in zijn memoires een orgie met twee dozijn abbates die zich "in alle denkbare posities en combinaties" amuseerden.
|