De Tweede brief van Petrus (vaak kortweg 2 Petrus genoemd) is een van de boeken in het Nieuwe Testament van de Bijbel. De openingsverzen identificeren de brief als geschreven door Simeon Petrus, die meestal geïdentificeerd wordt met de apostel Petrus, hoewel deze verder nergens in het Nieuwe Testament genoemd wordt als Simeon (de Aramese vorm van Simon) en Petrus. Het boek deelt een aantal verzen met de brief van Judas. Vgl. bijvoorbeeld 1:5 met Judas 3; 1:12 met Judas 5; 3:2 met Judas 17; 3:14 met Judas 24; en 3:18 met Judas 25.
De Tweede brief van Petrus (vaak kortweg 2 Petrus genoemd) is een van de boeken in het Nieuwe Testament van de Bijbel. De openingsverzen identificeren de brief als geschreven door Simeon Petrus, die meestal geïdentificeerd wordt met de apostel Petrus, hoewel deze verder nergens in het Nieuwe Testament genoemd wordt als Simeon (de Aramese vorm van Simon) en Petrus. De brief beschrijft nauwkeurig dat het kort voor de dood van Petrus geschreven is (1:14). De brief bevat 11 aanhalingen van of verwijzingen naar het Oude Testament. Het bevat in 3:15, 16 een opmerkelijke verwijzing naar een of meer van de brieven van Paulus. Sommigen menen dat hier de 1 Tessalonicenzen 4:13-5:11 bedoeld wordt. Het boek deelt een aantal verzen met de brief van Judas. Vgl. bijvoorbeeld 1:5 met Judas 3; 1:12 met Judas 5; 3:2 met Judas 17; 3:14 met Judas 24; en 3:18 met Judas 25. Deze brief vormt de laatste die in de canon werd opgenomen, en wel pas in 372 tijdens het Concilie van Nicaea. Dit gebeurde met name onder invloed van Athanasius, Sint Hiëronymus en Augustinus. Van de vroege kerkvaders citeert noch Irenaeus, noch Polycarpus van Smyrna uit deze brief.