Conventikel of gezelschappen zijn bekende verschijnselen in het Nederland van de 19e eeuw. In de wetgeving van die tijd waren bepaalde conventikels zelfs verboden. Er waren gezelschappen op allerlei terrein, bijvoorbeeld op onderwijskundig gebied. In de literatuur hebben conventikels een slechte naam. In het boek Neveldijk wordt zeer kritisch over deze bijeenkomsten geschreven. Jan Siebelink geeft in zijn roman Knielen op een bed violen een beeld van de belevingswereld binnen het gezelschapsmilieu.
Conventikel of gezelschappen zijn bekende verschijnselen in het Nederland van de 19e eeuw. In de wetgeving van die tijd waren bepaalde conventikels zelfs verboden. Er waren gezelschappen op allerlei terrein, bijvoorbeeld op onderwijskundig gebied. Met name in de kring van de bevindelijk gereformeerden zijn de conventikels belangrijk geweest. Zij vinden hun oorsprong in de beweging van de Nadere Reformatie, waar zij begonnen als een vorm van volwassenencatechese. In de achttiende eeuw werden het steeds meer bijeenkomsten om geestelijke ervaringen uit te wisselen en kwamen zij vaak naast de kerk te staan. Bij de Afscheiding van 1834 fungeerden bestaande conventikels regelmatig als kern van de afgescheiden gemeenten. Conventikels zijn in de loop van de twintigste eeuw een marginaal verschijnsel geworden. Veelal worden dergelijke bijeenkomsten op zondag gehouden en spreekt men over de beleving van de bijbelse boodschap. Ook kan er op dergelijke bijeenkomsten iets worden gelezen of worden gezongen. Leden van conventikels komen jaarlijks bijeen in de zg. "gezelschapsdag". In de literatuur hebben conventikels een slechte naam. In het boek Neveldijk wordt zeer kritisch over deze bijeenkomsten geschreven. Jan Siebelink geeft in zijn roman Knielen op een bed violen een beeld van de belevingswereld binnen het gezelschapsmilieu.