Het boek Daniël is een boek in de Tenach (onderdeel Geschriften) en daarmee in het Oude Testament (onderdeel Hagiographa, de zgn. Grote Profeten). Het boek is geschreven in twee talen: Aramees (verzen 2:4-7:28) en Hebreeuws (verzen 1:1-2:3 en 8:1-12:13). De naam Daniël betekent God is mijn rechter. Het boek is genoemd naar de hoofdpersoon Daniël.
Het boek Daniël is een boek in de Tenach (onderdeel Geschriften) en daarmee in het Oude Testament (onderdeel Hagiographa, de zgn. Grote Profeten). Het boek is geschreven in twee talen: Aramees (verzen 2:4-7:28) en Hebreeuws (verzen 1:1-2:3 en 8:1-12:13). De naam Daniël betekent God is mijn rechter. Het boek is genoemd naar de hoofdpersoon Daniël. Volgens de traditionele opvatting is het boek Daniël geschreven ten tijde van het oude Babylon. In 605 vóór Christus werd Daniël als jonge man gevangengenomen en als banneling naar Babylon gebracht door de legers van koning Nebukadnezar. Jeruzalem werd verwoest en de Joodse natie kwam onder de heerschappij van Babylon. Bij een eerste aanval nam koning Nebukadnezar veel joden mee om zijn rijk te dienen. Er volgden nog twee aanvallen. Daniël, die een van de eerste bannelingen moet zijn geweest, werd gekozen om aan het hof van de koning te dienen. Hij was trouw in het dienen van de Babylonische koning, maar verloochende nooit zijn afkomst en geloof. Daniël verhaalt dat God hem steeds opnieuw beschermde en hem dromen en visioenen gaf van toekomstige gebeurtenissen.