Franz Fischer (Bigge, 10 december 1901 – Bigge-Olsberg, 19 september 1989) was een SS-Sturmbannführer en fanatieke jodenvervolger in de Tweede Wereldoorlog. Fischer was de oudste uit een katholiek gezin van vijf kinderen. Hij voelde zich van jongsafaan erg aangetrokken tot de rooms-katholieke kerk en wilde aanvankelijk in navolging van een broer en een zus van zijn moeder het klooster in. Hij hield volgens eigen zeggen van de eenzaamheid. Op de middelbare school liet hij echter zijn wens om het klooster in te gaan varen en ging in dienst. Na voltooiing van een diensttijd van negen maanden vond hij werk op een belastingkantoor, wat hem echter niet beviel. Hij besloot daarop naar de politieschool te gaan. In 1922/23 werd hij aangesteld bij de Kriminalpolizei in Bochum en in 1937 bij de Gesta
Franz Fischer (Bigge, 10 december 1901 – Bigge-Olsberg, 19 september 1989) was een SS-Sturmbannführer en fanatieke jodenvervolger in de Tweede Wereldoorlog. Fischer was de oudste uit een katholiek gezin van vijf kinderen. Hij voelde zich van jongsafaan erg aangetrokken tot de rooms-katholieke kerk en wilde aanvankelijk in navolging van een broer en een zus van zijn moeder het klooster in. Hij hield volgens eigen zeggen van de eenzaamheid. Op de middelbare school liet hij echter zijn wens om het klooster in te gaan varen en ging in dienst. Na voltooiing van een diensttijd van negen maanden vond hij werk op een belastingkantoor, wat hem echter niet beviel. Hij besloot daarop naar de politieschool te gaan. In 1922/23 werd hij aangesteld bij de Kriminalpolizei in Bochum en in 1937 bij de Gestapo te Düsseldorf. In 1933 werd hij lid van de NSDAP, maar hij was volgens eigen zeggen niet politiek geïnteresseerd. In 1934 trouwde hij. Op 28 mei 1940 werd hij geplaatst bij de Aussenstelle der Sicherheitspolizei und des SD in Utrecht, waar hij enkele maanden werkzaam zou blijven. In november 1940 werd hij overgeplaatst naar Referat IV-B4 te Den Haag. Dit bureau hield zich bezig met de deportatie van joden en opsporing van joodse onderduikers. Zijn directe chef was Regierungsrat Willy Zöpf, maar deze liet de dagelijkse leiding over aan Fischer. Zijn fanatieke jacht op Joden leidde tot de bijnaam "Judenfischer" (jodenvisser).