In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden vele oude trams vervangen door modern materieel (trams of bussen). Met het verdwijnen van de oude vooroorlogse trams in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam en de opheffing van de laatste interlokale stoom-, motor- en electrische trams (de Blauwe Tram, de Gelderse Tram, de Gooische Stoomtram en de RTM ontstond rond 1960 de wens om toch iets daarvan voor het nageslacht te bewaren. Incidentele acties tot behoud van oud materieel leidden soms tot succes, soms niet.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden vele oude trams vervangen door modern materieel (trams of bussen). Met het verdwijnen van de oude vooroorlogse trams in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam en de opheffing van de laatste interlokale stoom-, motor- en electrische trams (de Blauwe Tram, de Gelderse Tram, de Gooische Stoomtram en de RTM ontstond rond 1960 de wens om toch iets daarvan voor het nageslacht te bewaren. Incidentele acties tot behoud van oud materieel leidden soms tot succes, soms niet. Na de oprichting van de Tramweg-Stichting groeide de collectie museumtrams in de jaren '60 en '70 snel. Men probeerde zo veel mogelijk materieel te redden. In de jaren zeventig werden electrische trams uit onder andere Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Leiden en Utrecht in de collectie opgenomen.