Het boek Genesis (Grieks: Γένεσις, "ontstaan"; Hebreeuws: "בראשית" Beres'jiet, "in (een) begin") is het eerste boek van de Hebreeuwse Bijbel. Het boek begint (vertaald) met de zin: "In het begin schiep God de hemel en de aarde". De Hebreeuwse naam van het boek is בראשׁית (Beresjiet), naar het woord waar het boek mee begint. Het vertelt het verhaal van het ontstaan van de wereld en de mensheid, van de aartsvaders van het Joodse volk - Abraham, Izaäk en Jakob - alsmede van de twaalf zonen van Jakob die het begin vormden van het Israëlitische volk.
Het boek Genesis (Grieks: Γένεσις, "ontstaan"; Hebreeuws: "בראשית" Beres'jiet, "in (een) begin") is het eerste boek van de Hebreeuwse Bijbel. Het boek begint (vertaald) met de zin: "In het begin schiep God de hemel en de aarde". De Hebreeuwse naam van het boek is בראשׁית (Beresjiet), naar het woord waar het boek mee begint. Het vertelt het verhaal van het ontstaan van de wereld en de mensheid, van de aartsvaders van het Joodse volk - Abraham, Izaäk en Jakob - alsmede van de twaalf zonen van Jakob die het begin vormden van het Israëlitische volk.