abstract
| - Pranayama (Sanskriet: m., प्राणायाम (Devanagari), prāṇāyāma (IAST); prāṇa = "levenskracht", ayāma = "beheersing"), is een term uit de yogabeoefening waarmee de beheersing van de ademhaling wordt bedoeld. Pranayama is verder ook het loslaten van de ademtocht of het reguleren van de ademhaling. Swami Paramhansa Yogananda omschrijft pranayama in zijn Autobiografie van een yogi (1946) als "de beheersing van de ijle levensstromingen", die prana in de yoga maar ook wel vitale levensenergie worden genoemd, waardoor hij er ook wel de betekenis van "controle over de levenskracht" aan verleent. De beoefening van pranayama heeft twee belangrijke doelen in de yoga. Fysiek is dat: meer zuurstof in het bloed te brengen, waardoor er ook meer zuurstof naar de hersenen wordt aangevoerd. Mystiek hebben de pranayamatechnieken tot doel om prana te beheersen. Volgens Yogananda verliest het menselijke lichaam door de regelmatige beoefening van pranayama een bepaalde grofheid, waardoor de zwaartekracht minder druk op het lichaam uitoefent. Hij biedt ook een tweede vertaling, waarbij hij in de samenstelling van pranayama niet alleen het woord yama ziet, maar ook ayama, dat "vermeerderen" betekent. Bij Sanskrietsamenvoegingen valt namelijk de tweede a op de grens van de samenstellende woorden weg, waardoor hij aan pranayama eveneens de betekenis van "vermeerdering van de levensenergie" verleent. Volgens Sri Sivananda, inspirator van de Sivananda-yogaleer, schenkt de beoefening van pranayama het lichaam nieuwe vitaliteit, brengt de gevoelens tot rust en zorgt voor een heldere geest. Hierbij moeten de oefeningen op een juiste manier worden uitgevoerd en moet er gebruikgemaakt worden van de juiste ademhalingstechnieken. De juiste ademhaling kan per oefening verschillen en is in zijn algemeenheid de volledige ademhaling. In deze ademhaling wordt er volledig gebruikgemaakt van het middenrif. Verder worden er nog drie andere oefeningen tot de belangrijkste ademhalingen gerekend, te weten de samanu, anuloma viloma en kapalabhati. Veel pranayama-oefeningen leggen de nadruk op het verlengen en vasthouden van de ademhaling. In sommige gevallen kan de uitademing bijvoorbeeld tweemaal zo lang duren als de inademing en het vasthouden van de ademhaling (kumbhaka) wel viermaal zo lang. Een ander belangrijk uitgangspunt van pranayama is de neusademhaling. In de neus wordt de lucht gezuiverd, verwarmd en vochtiger gemaakt en worden geuren waargenomen. Het ademen door de neus is daarom gezonder dan de mondademhaling. Mystiek beschouwd, is het opsnuiven van prana de belangrijkste reden om door de neus te ademen. Volgens Sivananda stroomt het prana door de reukorganen naar het centraal zenuwstelsel waarna het uiteindelijk de hersenen bereikt.
|