[[Bestand:Sylvester I and Constantine.jpg|thumb|Sylvester 1 (links) en Constantijn de Grote; fresco in de Sylvester-kapel in de kerk van de Santi Quattro Coronati te Rome]] De Donatio Constantini (Schenking van Constantijn) is een vervalste Latijnse oorkonde uit de achtste eeuw. Dit stuk wordt ook wel Constitutum Constantini (Besluit van Constantijn) genoemd. Volgens deze oorkonde zou keizer Constantijn de Grote (272–337) het wereldlijke oppergezag van het Westen hebben overgedragen aan paus Silvester I, als dank voor zijn overwinning op Maxentius.
[[Bestand:Sylvester I and Constantine.jpg|thumb|Sylvester 1 (links) en Constantijn de Grote; fresco in de Sylvester-kapel in de kerk van de Santi Quattro Coronati te Rome]] De Donatio Constantini (Schenking van Constantijn) is een vervalste Latijnse oorkonde uit de achtste eeuw. Dit stuk wordt ook wel Constitutum Constantini (Besluit van Constantijn) genoemd. Volgens deze oorkonde zou keizer Constantijn de Grote (272–337) het wereldlijke oppergezag van het Westen hebben overgedragen aan paus Silvester I, als dank voor zijn overwinning op Maxentius. Constantijn de Grote zou de nacht vóór de beslissende veldslag een droom hebben gekregen, waarin hij een kruis zag met de letters XP, de afkorting van 'XΡIΣTOΣ', dat "Christus" betekent. De engel zei :"In hoc signo vinces", wat betekent "In dit teken zul je overwinnen". Hij liet de twee eerste letters van XPIΣTOΣ op zijn banieren en schilden van de soldaten aanbrengen en won de veldslag. Aansluitend kende hij door het Edict van Milaan (313) godsdienstvrijheid toe. Op het einde van zijn leven bekeerde hij zich tot het christendom en liet hij zich dopen. Volgens de oorkonde zou Constantijn de bisschop van Rome boven de andere bisschoppen hebben gesteld wat betreft het wereldlijk gezag. De Donatio Constantini speelde de hele Middeleeuwen lang een grote rol in de strijd tussen de paus en de vorsten. Pas in de vijftiende eeuw toonden de Duitse humanist Nicolaas van Kues (1433) en de Italiaanse humanist Lorenzo Valla (1440) aan, dat het om een vervalsing ging. Desondanks werd dit document door opeenvolgende pausen, onder meer door paus Julius II, nog gebruikt om hun verloren macht op te eisen. De invloedrijke katholieke kerkhistoricus Caesar Baronius erkende begin 17e eeuw dat het een vervalsing was.