abstract
| - thumb|right|200x200px|De rozenkrans Ingravescentibus malis (Nederlands: de steeds toenemende beproevingen) was een encycliek, uitgevaardigd door paus Pius XI op 29 september 1937, waarin hij opriep tot vertrouwen te stellen in de Maagd Maria en haar hulp in te roepen ter voorkoming van de vele misstanden in de wereld door het bidden van de rozenkrans. In de encycliek gaf Pius XI verschillende voorbeelden uit het verleden, waarbij om de hulp van de Moeder Gods was gevraagd en die geleid had tot de oplossing van het probleem: de kruistochten, (indirect) de Slag bij Lepanto en het verdrijven van de Albigenzen. Het aanroepen van Maria in zou in de moderne tijd moeten leiden tot een oplossing van de dwalingen van het communisme en de aanhangers van de totalitaire staat. Pius XI herinnerde de geestelijken eraan wat zijn voorganger, paus Leo XIII, over het bidden van de rozenkrans had gezegd: "een goede wijze van gebed…bruikbaar voor het verkrijgen van het eeuwige leven". De paus bekritiseerde de manier waarop over het bidden van de rozenkrans gedacht werd -alleen goed voor kinderen en gekke vrouwen- Zelfs Maria zelf zou hebben opgeroepen tot het bidden van de rozenkrans toen zij verscheen in de grot van Lourdes. Tot slot riep de paus alle geestelijken op om het bidden van de rozenkrans in oktober, de rozenkransmaand, een speciale plaats te geven. De jeugd zou er energie door krijgen en zich gaan verzetten tegen elke vorm van rebellie, terwijl ouderen er verlichting en vrede uit konden putten. Een speciale rol was weggelegd voor de ouders, die het voorbeeld aan hun kinderen moesten geven
|